Na onze eerste avonturen in 2000 en 2001 heeft het twee jaar geduurd voordat we terug konden komen (zie verslag hieronder). Ik ben twee jaar ouder geworden, maar niet te geloven, ik word nog altijd beter. Rudi is nu 16 en veel sterker en sneller geworden. Ik kan hem absoluut niet meer bijhouden, als hij op kop rijdt, dan moet ik minstens twee versnellingen bijschakelen. Dat belooft wat. Emile, nu 14, is niet meer op de fiets te krijgen. Dus we zijn nu met z'n tweeën. Voor Bedoin staat in elk geval een tijd van onder de twee uur op het verlanglijstje. 

 

Voor mij, en velen met mij, wil ik het antwoord op de vraag  welke beklimming  zwaarder is: Bedoin of Malaucène? Velen, ook snelle jongens, denken dat het qua tijd niets uitmaakt. Wat ligt je het beste, dat is bepalend. Word je ouder, dan kun je minder goed tegen tempoveranderingen. Dat pleit dus tegen Malaucène. Maar op die klim heb je de afleiding van het uitzicht. Je weet waar je zit. In het bos van Bedoin zegt alleen je teller waar je zit. 10 km door het bos is claustrofobisch, je raakt helemaal gefixeerd op je pedalen, op je hartslag, op je frequentie en in te halen fietsers. Het bos is een psychische kwelling, meer dan een fysieke. Oh ja, en die vliegen, waarvan onze Ventoux-vriend Raf Calberson, een vlaamse Zeeuw, pas 41 en al 45 beklimmingen, zonder bravour zegt: "ik rijd zo hard, daar heb ik geen last van". Wij hadden er trouwens ook geen last van, niet omdat we hard reden, 8-9 km/u is toch niet hard, maar door de Autan stick, die het net zo goed doet als de waspoeder-tip van Alex. Trouwens die Raf, die moet toch eens een verslag schrijven, met zijn toptijd staat hij gelijk bij de top van de ranglijst, maar een schrijver, nee dat is hij niet.

Zoals frequente bezoekers van deze site wel weten, reken ik bij wijze van spreken uit met welk verzet ik naar boven rijd. Op mijn Giant TCR 1999 zit een hoog geplaatst ossekop-stuur, voor een krom stuur ben ik veel te stijf, en een Shimano XT ATB-cranckstel met 44/32/22 tanden voor en achter een cassette 12/27. Ik trap minstens 80 t/min. Daar heb ik meer dan een jaar op getraind en het bevalt me uitstekend. Mijn klimsnelheid gaat nog steeds omhoog. Snelheidsrecords omlaag laat ik aan jongere waaghalzen. Bij 50 km/u houdt bij mij het meetrappen op.


Op maandag is het markt in Bedoin, daardoor moeten we warm rijden op de eerste kms van de klim en dat is duidelijk geen goed begin. Warm rijden doe je op vlakke wegen en daar neem je de tijd voor. Na het rekken om spierverkorting - komt veel voor onder fietsers - tegen te gaan, zoeken we de natuurstenen streep op en vertrekken. Ik ben niet warm en merk dat gelijk. Na drie km komt me een Zwitser voorbij op een zwaar verzet. Ik rijd nog heel licht. Rudi, die korte tijd later door hem bijgehaald wordt, praat even met hem. Bonjour, combien de kilomètres? Rudi zegt: "quatre, et toi". De Zwitser zegt "deux cent cinq." 205 en hij moet nog naar boven! Dan zal hij toch wel stoppen. Nee, hoor, in de middag, na klim en afdaling, passeren we hem met de auto, hij is nog altijd aan het fietsen, nu met 260 op de teller.
Ik draai het bos in met 5,73 op de teller. Ik weet: hier zit ik minstens een uur in. Ritme handhaven. Een na kleinste verzet, 22/24, draait aanvankelijk soepel, tussen de 9 en 9,5 km/u, maar er zitten steile stukjes in tot 14 %, en dan heb ik de 27 kort nodig. Die steile stukjes kun je niet zien, alleen voelen. Je hebt geen referentie, het bos is een psychische kwelling.
Bij 9 km loopt een groep mannen naast fietsen met spatborden. Willen die het hele eind lopen? Ik kan er tientallen oprapen met een slakkengangetje van 8 - 9 km/u! Op de hele klim halen 2 mannen me in, er rijden ook vandaag weer veel vrouwen: de Zwitser en een US Postal replica op de laatste kms voor de top.
De psychische kwelling van het bos doet me meerdere keren denken: ik stop bij het Chalet, maar tegelijk denk ik, dat ik dan nog een keer door het bos moet om toch een keer op de top te komen langs deze kant. Gedachte verdrongen door de rede. Ik neem me ook nog voor de komende winter wat krachttraining te gaan doen. Meer kracht + mijn souplesse = kortere psychische kwelling.
En dan ineens gaat het bos open, het chalet is nabij, ik kijk naar mijn tijd 1.28, dat is met meer hoogtemeters zelfs 2 minuten sneller dan mijn snelste tijd naar Mont Serein. Het is dus lichter, maar het lijkt veel zwaarder. Wat de psyche met een mens kan doen!
In de eerste meters tussen de keien komt Ventoux-vriend Raf Calberson me tegemoet van zijn 43e beklimming en waarschuwt me voor de storm tegen tussen de Col de Tempètes en de toren. Die bocht heet niet voor niets zo. Ik heb lucht zat en mijn hartslag zit veraf van mijn omslagpunt. De wind in de rug is natuurlijk heerlijk, maar ik voel me vooral bevrijd van het claustrofobische bos.

Op 2 km van de top komt Rudi me tegemoet, hij remt en schreeuwt enthousiast 1 uur 50! Veel eerder dan ik denk ben ik bij Tom, waarna de US Postal replica het nog nodig vindt me voorbij te rijden en dan op 50 meter voor me te blijven hangen. Bij het nemen van de Tempètes bocht is er de storm tegen, die aan mijn fiets trekt en me voor de auto's dreigt te smijten. Die automobilisten merken misschien niets van die wind, hebben ze wel begrip voor mijn situatie? De rukkende wind, het voortdurend corrigeren bij een tempo van 7 km/u houden me zo bezig, dat ik plots de laatste bocht voor me zie. Ik ga midden op de weg rijden, minder steil, maar vooral om de auto's achter me te houden. Ik kan nog versnellen, ik voel niets meer en kan nog bijschakelen. Eén meter na de streep sta ik stil. Met 2 uur, 4 minuten en 23 seconden, zit ik op een gemiddelde van 10,3 km/u en ben ik dik tevreden. Vandaag waren er maar twee sneller dan ik, drie, ik ben Raf vergeten, maar die is van een andere planeet. 

Ik geniet even van het fantastische uitzicht, maar wil hier weg, Je kunt nauwelijks op je benen staan. De eerste bocht ben ik te voet gegaan, mijn stuur stevig omklemmend. De wind smijt het achterdeel van de fiets heen en weer. De eerste km heb ik nog nooit zo langzaam gedaald. Respect voor de natuurkrachten.

Terug bij het Chalet, slaan Rudi en ik de handen hard tegen elkaar. Terwijl er naast ons met bewondering wordt geapplaudiseerd door een getaande Franse baas. Hij is zeker over de zeventig, maar ziet er nog heel gezond uit. Wel drie keer zegt hij "formidable", wanneer hij mijn leeftijd hoort en verhaalt vervolgens van zijn eigen ervaring in de Dauphiné Libéré van 1952 en 1955. De man die hier voor me staat te klappen is Michel Llorca, nu bijna 76 en destijds reed hij in de Franse ploeg als amateur independent. Hij spreekt met grote bewondering over Fausto Coppi. Fietsen zijn hem blijven boeien, want hij heeft in de buurt van Grenoble nog een fietsenzaak.
Rudi vertelt enthousiast dat hij de kilometervretende Zwitser die de hele klim zo'n 50 meter voor hem als richtpunt heeft gediend in de laatste honderden meters heeft beslopen en voorbij is gegaan.
De afdaling is zoals altijd een feest en Rudi haalt nog 77 km/u in het bos.