De ‘groene hel’ was een lieflijk paradijs, de onberekenbare mistral een verfrissend lentebriesje, het genadeloze asfalt een sierlijk detail in het verbluffende landschap. En ik, ik was een vogeltje dat hier zijn bestemming had gevonden, dat zich liet meevoeren op de wind tot op de top van de Mont Ventoux.

Dromen van het onbekende is heerlijk, zeker als het je vertrouwen geeft voor wat er komen gaat. De Mont Ventoux is een van de meest legendarische cols van Europa, gelegen in een vriendelijk golvend landschap waar rust en natuur overheersen. De col torent hoog uit boven al wat zich in zijn omgeving bevindt, als een onneembare vesting, als een keizer die uitkijkt over zijn rijk. Maar ik had geen schrik, had naar mijn idee wel voor hetere vuren gestaan.

Er leiden drie wegen naar de top. Vanuit Malaucène neem je de berg via het noorden, vanuit Sault via het oosten en vanuit Bedoin via het zuiden. De klim vanuit Sault is een niemendalletje dat een echte wielrenner niet kan interesseren. De beide andere routes zijn in alle opzichten zwaar te noemen, zowel qua lengte, qua stijgingspercentages, als qua te overbruggen hoogteverschil. De noordkant is minder legendarisch en de weg kent een meer grillige stijging, met op papier meer gelegenheden om op adem te komen.

Tijdens de lange autorit naar Malaucène werd er niet veel gepraat. Er was slechts ruimte voor de gedachten aan wat er komen zou en een enkele slechte grap. “Weet iemand hoe we moeten rijden? Nou, ik stel voor eerst heen en dan terug …” Het zal de spanning geweest zijn. Ik voelde me een echte wielrenner toen ik aan de voet verscheen in Malaucène. Het vertrouwen in een goede afloop was zo groot dat ik me nauwelijks realiseerde waar ik aan begon. Uiteraard was het niet de vraag óf ik de top zou halen, maar in welke tijd.

Om niet te veel tijd te verliezen joeg ik mijn hartslag vanaf de eerste meter de hoogte in. Het werd mijn lotgenoot Peter direct te veel, maar misschien was hij wel gewoon verstandiger dan ik. Al snel raakte ik steeds meer gevangen in een strijd tussen enerzijds mijn gedachten die mij, op dringend advies van mijn lichaam, verzochten om het lijden op z’n minst te verzachten, en anderzijds de werkelijkheid waarin ik en mijn fiets zich voortbewogen op weg naar de top en een snelle tijd. Hoe dichter ik de hemel naderde, hoe dieper ik afdaalde in de hel.

Ik kende het profiel van de col nagenoeg uit mijn hoofd. Maar niet iedereen heeft dezelfde logica. De maker van mijn papieren profiel redeneert vanaf de top en dan telkens een kilometer asfalt naar beneden. De plaatser van de kilometerpaaltjes langs de weg heeft zich te houden aan de kilometerpaaltjes van de desbetreffende weg die een beginpunt heeft ergens in de Provence. Zodoende beslaat elke kilometer in werkelijkheid (gemarkeerd door de paaltjes) een ander deel van de klim dan elke kilometer op papier. Zo krijg je andere hoogteverschillen per kilometer asfalt, en dus andere percentages. Hierdoor kon het gebeuren dat ik me tijdens het moordende middenstuk had vastgebeten op het volbrengen van drie waanzinnige kilometers, hopende op een beetje herstel in de daaropvolgende kilometer. Tijdens de derde kilometer balanceerde ik voortdurend op de dunne lijn tussen succes en een moeilijk te bevatten falen. Van deze en de volgende kilometer heb ik alleen enkele heldere momenten en verder heel veel gedachten overgehouden.

Waar was het fout gegaan dat ik me bevond waar ik me bevond? “Te kort na de lange reis vanuit Nederland van start gegaan? Toch niet de juiste vorm? Een te zwaar verzet als lichtste gemonteerd? Nee, het was de hitte. Of nee, het was een combinatie van dit alles. Zou ik het kunnen uitleggen als ik me uitgeput op het asfalt zou laten ploffen? En aan wie zou ik het allemaal moeten uitleggen? Aan Cor om te beginnen. Dat zou al lastig worden, die zou al mijn verhalen opeens anders gaan interpreteren. Hoe hard zou hij hier omhoog rijden? Aan Peter, misschien zou hij het begrijpen. Hij maakt vast hetzelfde door als ik nu, of niet. Aan mijn collega’s op het werk. Vooral stil houden daar, denk ik. Vooral niet over praten, dat is het beste. Of de werkelijkheid verdraaien. Maar dan moet ik wel uitkijken dat ik tegen iedereen die met elkaar in contact kan komen hetzelfde verhaal vertel.”

Plots duikt er honderd meter voor me het verlossende kilometerpaaltje op. “Dat moet ik kunnen halen. Laat het een draaglijk percentage zijn!?! Ergens rond de 7 procent dacht ik.”
En dan de verbijstering, een ander woord is er niet voor. Mijn ogen registreren een getal dat te lang is voor één groot cijfer en één kleine achter de komma. “Wat is dit?!?” En dan een gevoel van totale overgave aan de Mont Ventoux. De spanning in mijn lichaam zakt weg, ik ga zitten, maar moet direct weer op de pedalen gaan staan om niet om te vallen.

Nóg een kilometer van meer dan 10 procent. Mijn lichaam protesteert harder dan ooit. Mijn hart dreigt uit mijn borstkas te klappen of elk moment stil te vallen. Mijn benen staan strak, mijn voeten branden. De haren op mijn armen staan overeind en ik zie overal kleine bobbeltjes. Een rilling schiet door mijn lichaam. “Ogen sluiten en proberen me te herpakken.” Weer nieuwe gedachten. “Misschien is dit wel het moment om het einde van mijn hobby in te luiden. Vertel ik iedereen hetzelfde verhaal over een dovend vlammetje en de levenscycli van zeven jaar. Ik ben nu 28, tijd voor andere, belangrijkere dingen in het leven. Ik verkoop mijn fiets, zeg mijn lidmaatschap bij de club op en dan heb ik geld voor een nieuwe hobby. Maar welke dan?” Deze vraag bleek te moeilijk voor een wielrenner in nood. Pas op de top zouden de suggesties komen: kantklossen, figuurzagen, kinderen grootbrengen, het maakte niet uit, alles leek beter dan nog langer wielrenner te zijn.

"Tim, je hoeft aan niemand verantwoording af te leggen voor een keuze die iedereen in jouw situatie zou maken. Stoppen! Nu! Voet uit de pedaal en klaar... Dat is alles." Het gebeurt niet. Plots weer een helder moment uit de realiteit, een notie van mijn omgeving (ingegeven door de zwermen dikke vliegen die mij hebben ontdekt en die mij gebruiken om in hun behoeftes te voorzien, of om hun verveling te verdrijven); ik zit nog op de fiets, de bomen staan er nog, het brede wegdek slingert nog voor me uit, ik leef nog! Ik zie mijn vriendin weer klaar staan met het fototoestel. "Het worden vast mooie plaatjes. Ik hoop maar dat ze mijn lijden bevestigen". Achter mij bemerk ik een andere fietser. Het is Peter. Hij komt rap dichterbij zo lijkt het. Weer het gevoel van overgave. "Kom maar, erop en erover voor mijn part, het maakt mij niet meer uit. Ik ben toch al verloren." Bovenkomen is dan nog het enige doel, de tijd doet er al lang niet meer toe.

Maar dan merk ik dat Peter blijft hangen. Ik passeer weer een kilometerpaaltje. Deze lijkt te kloppen en ik voel weer enigszins moed om door te gaan met de strijd. Ik zet door, rij langzaam weer weg van Peter en kom boven. Wielrenner af. Vakantie mislukt, dodelijk vermoeid en verlost van elke vorm van ambitie. Voor mij geen klim meer vanuit Bedoin, voor mij alleen nog maar ontspanning. Zonder druk, zonder doel.

Ruim honderd minuten zat ik uiteindelijk op de fiets, maar nog nooit waren mijn herinneringen aan wat ik kort daarvoor meemaakte zo klein in aantal. Het bewustzijn van een wielrenner in nood is bijzonder klein. Hele gaten zijn er gevallen in de minuten waarin alleen het op de fiets blijven van belang was. Sommige kilometers duurden misschien wel zes of zeven minuten. Minuten waarin ik leefde van kilometerpaaltje naar kilometerpaaltje en waarin het fysieke afzien mijn gedachten stuurden.

Drie dagen later zou ik van start gaan vanuit Bedoin. Ik was tenslotte toch in de buurt en wie weet waren de wonderen nog niet de wereld uit. Ik begon rustig, wetende dat na zes kilometer de ‘groene hel’ zou opdoemen en ik me daar zeker drie kwartier in zou gaan bevinden. Toen ik het bos indraaide en me een paar minuten concentreerde op mijn ademhaling en het monotoon ronddraaien van mijn pedalen, voelde ik dat het goed zat. De groene hel werd een lieflijk paradijs en ik voelde me een vogeltje dat zijn bestemming had gevonden. Tussen het prachtige groen van de Mont Ventoux schreeuwde ik het uit van voldoening. De klimmer in mij was weer opgestaan uit een vrijwel zekere dood …