‘Meer dan dit dorst ik er niet in te pomp’n.’ Ik keek naar het metertje op de gammele fietspomp: 4.0 bar. De vriendelijke Groninger trok onder een borstelige snor zijn rechtermondhoek in een verontschuldigende krul. ‘Als ik er meer in douw, klapt ie straks weer.’ In de verzengende hitte, aan de voet van Mont Ventoux, had de man zich van de tuinstoel voor zijn camper gehesen om een roestig Simson-setje tevoorschijn te toveren en mijn vierde lekke band in twee dagen te plakken. En toen die bij het oppompen ook ‘pfffffffft’ deed, de vijfde.
Sinds mijn fietsbroeders en ik twee dagen eerder de Winderige Berg betraden, had mijn binnenband geheel in stijl bijna onophoudelijk naar lucht gehapt via – wat later bleek – een gaatje in het velglint. Enkele strekkende meters rubber en een angstaanjagende afdaling op de velg later moest het vermaledijde rood-witte plaksetje er dus aan te pas komen. Geen ideale timing, met nog 21 kilometer klimwerk in het verschiet.
De snor zette zijn nagel nog eens ferm in mijn band en bewonderde zijn werk. ‘Zo kom je in ieder geval bij je camper.’ Dat die mobiele thuisbasis zich een kleine vijf kilometer onder het weerstation op de top bevond, leek even aan de barmhartige Samaritaan voorbij te gaan. Hij was hier ook niet om te fietsen, peilde ik. De hybride stadsfiets die nog stevig vastgesnoerd achterop zijn camper stond, had waarschijnlijk alleen nog maar gediend om baguettes en fromage vanuit de Supermarché naar de ontbijttafel te vervoeren. Zijn respectabele pens was het roerend met mij eens: hier stond geen wielrenner. Hooguit een pensionado die een wekenlange vakantie met zijn vrouw en een bevriend stel had vergoeilijkt door richting het parcours van de Tour de France te sturen. Waarschijnlijk toen de rest lag te dutten of Scrabble speelde.
Zijn respectabele pens was het roerend met mij eens: hier stond geen wielrenner.
Ik tuurde over de geurende lavendelvelden en probeerde mijn gedachten te ordenen. De termen ‘Ventoux’ en ‘4 bar’ stroken niet met elkaar. Die twee zaken combineren is als mosterd op je appeltaart smeren; dat doe je niet. Het is niet lekker en het slaat nergens op. Mensen zullen je vies aankijken. ‘Vier bar.’ Ik mompelde het, durfde het niet eens hardop te zeggen. Wat moesten al die honderden voorbijpeddelende wielertoeristen daar wel niet van vinden? Het deed me denken aan die scene uit Saving Private Ryan waarin soldaten met de dog tags van gesneuvelde collega’s pokeren terwijl hun rouwende strijdmakkers langsmarcheren. Totaal ongepast.
Vier bar. Ruwweg dezelfde hoeveelheid lucht die Lars Boom ieder voorjaar nonchalant in zijn tubes blaast voordat hij een middagje over de kasseienstroken richting Roubaix jakkert. Daar kun je fier mee aankomen op een stoffige oude wielerbaan, niet aan de voet van een van de meest mythische bergen uit de Tour-geschiedenis. Morgen zou Chris Froome hier de etappe gaan winnen met een deftige 8 bar onder zijn sloffen. Misschien wel meer.
Nederig en met enige schaamte bedankte ik de snor en zette af. Het asfalt zoog zich hoorbaar en gretig aan mijn achterwiel. Twee uur en veertig minuten voordat Roubaixbanden de top van Mont Ventoux zouden bereiken en ver weg van stoffige wielerpistes.
Dit blog werd met toestemming van de auteur overgenomen van HetisKoers!.
Tom Enthoven (1985) kijkt heel graag naar alles wat op koers lijkt, op tv of van dichtbij. Duikt zo nu en dan zelf de Alpen in om mythische bergen uit de geschiedenis van de Tour te bedwingen en is verliefd op de bochten van Alpe d'Huez. Maakt bij mooi weer zijn trainingsrondjes rond 't Kopje van Bloemendaal en denkt dan aan de Kneet.